Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Kaderwet diervoeders

 

Artikel 38
1
In situaties waarin na beoordeling van de beschikbare informatie de mogelijkheid van schadelijke gevolgen voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu is geconstateerd, maar er nog wetenschappelijke onzekerheid heerst, kunnen, in afwachting van nadere wetenschappelijke gegevens ten behoeve van een vollediger risicobeoordeling, voorlopige maatregelen voor risicomanagement worden vastgesteld om het gekozen niveau van gezondheidsbescherming te waarborgen.
2
De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, zijn evenredig en beperken de handel niet meer dan nodig is om het gekozen niveau van bescherming te verwezenlijken, rekening houdend met de technische en economische haalbaarheid en andere terzake dienende factoren. De maatregelen worden binnen een redelijke termijn opnieuw bezien, afhankelijk van de aard van het geconstateerde risico voor het leven of de gezondheid en het soort wetenschappelijke informatie dat nodig is om de wetenschappelijke onzekerheid weg te nemen en een vollediger risicobeoordeling uit te voeren.
3
De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, kunnen bestaan uit:
a
het stellen van regels, onderscheidenlijk eisen, bedoeld in de artikelen 4, 5, tweede lid, 8, 11, eerste lid, 16, tweede en vierde lid, en 33, bij of krachtens algemene maatregel van bestuur;
b
het vaststellen van een gehalte aan ongewenste stoffen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, door Onze Minister;
c
het aanwijzen van categorieën en het stellen van voorwaarden, bedoeld in artikel 2, derde lid, door Onze Minister;
d
het aanwijzen van producten die bedoeld zijn voor of worden gebruikt in de diervoeding, bedoeld in artikel 2, vierde lid, alsmede het van overeenkomstige toepassing verklaren van artikel 16, 26, of 27 op deze aangewezen producten, bedoeld in artikel 16, zesde lid, onderscheidenlijk 26, zevende lid, onderscheidenlijk 27, derde lid, door Onze Minister;
e
het aanwijzen van voedermiddelen, bedoeld in artikel 3, door Onze Minister;
f
het verbieden van handelingen dan wel het wijzigen van voorschriften, bedoeld in artikel 9, door Onze Minister;
g
het verbinden van voorwaarden, voorschriften of beperkingen aan de erkenning of registratie, bedoeld in artikel 10, derde lid, alsmede de intrekking, onderscheidenlijk doorhaling, bedoeld in artikel 14, door Onze Minister;
h
het stellen van regels, bedoeld in artikel 20, eerste, tweede, derde en vierde lid, bij of krachtens algemene maatregel van bestuur;
i
het treffen van maatregelen, bedoeld in de artikelen 26, eerste lid, 27, eerste lid, 28, eerste, vijfde en zesde lid, alsmede het stellen van voorwaarden, beperkingen en het verbinden van voorwaarden aan deze maatregelen, bedoeld in de artikelen 26, vierde lid, en 28, vierde lid, door Onze Minister;
j
het aanwijzen van substanties, bedoeld in artikel 34, eerste lid, door Onze Minister;
k
het stellen van regels, bedoeld in artikel 37, eerste lid, door Onze Minister.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •